Learn Dutch - Episode 37: Autumn

Nature Fall Orange Autumn Red Trees Sunset

Autumn foliage. Credit: freegreatpicture.com

It's Autumn and that is why, in this Dutch mini-lesson, Joyce Diebels from Dutch with Joyce discusses words that are often used when it comes to Autumn.


Words ans sentences from lesson 37: Autmn
EnglishDutch
Autumn(de) herfst
leaves(de) bladeren
The leaves change of colour in autumn.
De bladeren veranderen van kleur in de herfst.
to rainregenen
wetnat
It rains often in autumn and the streets become wet.Het regent vaak in de herfst en de straten worden nat.
wind(de) wind
the wind blowswaaien (dit is een werkwoord)
The wind blows hard and it makes the trees bold (without leaves). De wind waait hard en maakt de bomen kaal.
jacket(de) jas
I wear my warm jacket because it’s cold outside.Ik draag mijn warme jas omdat het buiten koud is.
scarf(de) sjaal
I cover myself in a thick scarf to stay warm.Ik wikkel me in een dikke sjaal om warm te blijven.
boots(de) laarzen
gumboots(de) regenlaarzen
It’s time to out on my gumboots because of the rain.Het is tijd om mijn regenlaarzen aan te trekken vanwege de regen.
umbrella(de) paraplu
It’s raining so I take my umbrella with me (outside).Het regent dus ik neem een paraplu mee naar buiten.
forrest or bush (het) bos
mushroom(de) paddenstoel
I walk in the forest to find mushrooms.
In wandel in het bos om paddenstoelen te zoeken.
dark(het) donker
The days become shorter and it gets dark earlier.De dagen worden korter en het wordt eerder donker.
candle(de) kaars
cosiness (de) gezelligheid
I love the cosiness of Autumn with warm drinks, blankets and candles.
Ik houd van de gezelligheid van de herfst met warme drankjes, dekentjes en kaarsjes.
Click here for more information about Joyce from Dutch with Joyce.

Share