Leer Nederlands - les 29: kleding

Clotheslines

Source: Pixabay

In deze podcastserie leer je wekelijks in een paar minuten enkele Nederlandse woordjes en uitspraken. De lessen worden verzorgd door leraar Nederlands Joyce Diebels van Dutch with Joyce en zijn in het Engels. Dit keer leer je de Nederlandse woorden voor de meeste gebruikte kledingstukken.


Woorden en zinnen uit les 29: kleding
EngelsNederlands
clotheskleren
clothingkleding
t-shirt(het) t-shirt
pants(de) broek
jeans(de) spijkerbroek
dress(de) jurk
shoes(de) schoenen
coat(de) jas
jumper(de) trui
socks(de) sokken
underpants(de) onderbroek
Zinnen om mee te oefenen:
EngelsNederlands
I have a t-shirt.Ik heb een t-shirt.
I have a pants on.Ik heb een broek aan.
I wear a dress. (to wear)Ik draag een jurk. (dragen)
I put my coat on.Ik trek mijn jas aan.
I take my jumper off.Ik trek mijn trui uit.
I put my underpants on.Ik doe mijn onderbroek aan.
I put my socks on.Ik trek mijn sokken aan.
I put my shoes on.
Ik trek mijn schoenen aan.
Ik doe mijn schoenen aan.
Klik hier voor meer informatie over Joyce van Dutch with Joyce.

Share