Words and sentences from lesson 56: borrelen
English | Dutch |
an alcoholic drink | (de) borrel |
the act of drinking alcoholic drinks | borrelen |
snacks | (de) borrelhapjes |
During the drinks we serve various snacks. | Tijdens de borrel serveren we verschillende borrelhapjes. |
aperitif | (het) aperitief |
An aperitif is a drink that you have before a meal. | Een aperitief is een drankje dat je drinkt voor het eten. |
Bitterballen are a popular snack during drinks. | Bitterballen zijn een populaire snack tijdens het borrelen. |
nuts | (de) nootjes |
They put a bowl of nuts on the table. | Ze zetten een schaal met nootjes op tafel. |
snack or grazing platter | (de) borrelplank |
We share a snack platter with cheese and cold cuts. | We delen een borrelplank met kaas en vleeswaren. |
your favourite local pub | (de) stamkroeg |
We often meet each other in our local pub. | We ontmoeten elkaar vaak in onze stamkroeg. |
draught beer | (het) tapbier |
Draught beer often tastes better than beer bottled beer. | Tapbier smaakt beter dan bier uit een flesje. |
Lets meet tonight for drinks. | Laten we vanavond afspreken om te borrelen. |
the terrace of a pub or restaurant | (het) terras |
having drinks on a terrace | terrassen of een terrasje pikken/pakken |
It is wonderful to have drinks on a terrace, to have a drink on the terrace, and people-watch. | Het is heerlijk om op een terras te borrelen en een terrasje te pikken en mensen te kijken. |
the Friday afternoon drinks | (de) vrijmibo of vrijdagmiddagborrel |
Click here for more information about Joyce from Dutch with Joyce.